In 2009 rapporteerde KEMA over de werkprocessen luchtkwaliteit bij de gemeente Utrecht. Eén van de aanbevelingen was om een duidelijke scheiding te maken tussen aan de ene kant de rol van plannenmaker en aan de andere kant die van een overheid die plannen en vergunningaanvragen aan de wet milieubeheer moet toetsen. Een zeer terechte aanbeveling, want bij de dienst Stadsontwikkeling vallen die twee rollen samen. Stadsontwikkeling maakt zelf bestemmingsplannen en verkeersplannen, maar verkeert in de luxe positie dat de dienst zelf mag beoordelen of die plannen wel voldoen aan wet- en regelgeving en uitgevoerd mogen worden.
Om het wat concreter te maken. Bij de voorbereiding van bestemmingsplannen, projectbesluiten en verkeersplannen zijn milieudeskundigen betrokken. Die schrijven stukken die moeten aantonen dat met het milieu (geluid en luchtkwaliteit) rekening is gehouden en dat de plannen en besluiten aan wettelijke normen voldoen. De afdeling Milieu is een onderdeel van Stadsontwikkeling en wordt dus geacht bij te dragen aan de (ruimtelijke) ontwikkeling van de stad. Dat kan er makkelijk toe leiden dat deskundigen van de afdeling Milieu hun best doen om de plannen van Stadsontwikkeling gunstig voor te stellen.
Een belangrijke taak van de gemeente is het toetsen van plannen aan wet- en regelgeving. Plannen die door particulieren aan de gemeente worden voorgelegd, maar ook de plannen die door de gemeente zelf worden gemaakt. Plannen van particulieren worden strikt aan de regelgeving getoetst. De gemeente heeft er geen enkel belang bij om die plannen soepel te beoordelen. Bij de plannen die de gemeente zelf maakt ligt dat anders. Daar is de kans groot dat de gemeente onvolkomenheden door de vingers ziet. De gemeente is dan namelijk belanghebbend.
KEMA vond het dus geen goede zaak dat luchtkwaliteitsdeskundigen van Stadsontwikkeling die betrokken zijn bij de voorbereiding van plannen, naderhand mogen toetsen of die plannen aan wet- en regelgeving voldoen. Dat komt er immers op neer dat de slager zijn eigen vlees keurt. Wat heeft wethouder Lintmeijer nu gedaan om daar een eind aan te maken?
De verlening van vergunningen (m.a.w. het toetsen aan de regelgeving) valt onder de sector Publieke Diensten van Stadsontwikkeling. Ruimtelijke en verkeersplannen worden echter gemaakt door de sector Ontwikkeling van Stadsontwikkeling. De plannen van de sector Ontwikkeling worden dus aan de regelgeving getoetst door de sector Publieke Diensten. Een duidelijke scheiding van rollen zou je zeggen. Maar dat is schijn.
De afdeling Milieu is een onderdeel van de sector Ontwikkeling en die ondersteunt de sector Publieke Diensten. Zo staat het in de brief van Lintmeijer van 1 februari 2011 over de implementatie van de KEMA aanbevelingen. Kortom, de luchtkwaliteitsdeskundige van de afdeling Milieu maakt een berekening om te laten zien dat de plannen voldoen aan de eisen van de wet milieubeheer. Wanneer de sector Publieke Diensten dat moet toetsen klopt de sector Publieke Diensten voor advies en ondersteuning aan bij de afdeling Milieu die die berekeningen gemaakt heeft. En dan adviseert de deskundige die de berekeningen gemaakt heeft natuurlijk om die berekeningen voor akkoord te toetsen.
Kortom, de slager keurt nog steeds zijn eigen vlees.