Sinds de vaststelling van de EU-normen in 1999 voor fijnstof en stikstofdioxide (NO2) is de lucht langs drukke wegen in Utrecht nauwelijks schoner geworden en zeker niet minder ongezond. Wat er wél veranderd is, is de manier waarop de luchtverontreiniging berekend wordt. Daardoor wordt ten onrechte de indruk gewekt dat de lucht sinds de vaststelling van de EU-Richtlijn in 1999 schoner is geworden langs drukke stads- en snelwegen in Utrecht. Luchtverontreiniging hoeft niet meer op een afstand van 5 meter, maar mag inmiddels op een afstand van 10 meter van de rand van de weg bepaald te worden. En op plaatsen waar mensen niet “significant” worden blootgesteld, hoeft de luchtverontreiniging helemaal niet meer gemeten of berekend te worden. Dus niet meer op trottoirs, rijwielpaden, voortuinen, sportvelden en kinderspeelplaatsen.
Aanvankelijk (1999) was de bedoeling dat de lucht overal aan de normen moest voldoen. Dat hoeft dankzij de versoepeling van de regelgeving niet meer. De concentraties langs de M.L. Kinglaan bijvoorbeeld worden voor 2015 dus ook niet meer berekend, want daar zou van significante blootstelling geen sprake zijn. Ook verschillende andere hardnekkige knelpuntlocaties zullen op die manier worden “opgelost”. Volgens de laatste berekeningen van de gemeente zelf (monitoringsrapportage december 2013) wordt in 2015 op meerdere plaatsen nog steeds niet aan de NO2-norm voldaan. Het pakket maatregelen dat de gemeente onlangs heeft vastgesteld zou volgens de gemeente zelf in 2015 een gemiddelde verbetering tot gevolg hebben van niet meer dan 1 microgram/m3. De in 2015 verwachte overschrijding loopt op verschillende plaatsen echter op tot 6 microgram/m3. Dat was (al lang) bekend toen het pakket maatregelen (oktober 2013) werd vastgesteld. De norm is 40 microgram/m3.
Het vorige college beweerde in 2006 en 2007 met grote stelligheid dat in 2010 zeker aan de NO2-norm zou worden voldaan en dat er dus geen reden was om van ruimtelijke plannen en infraplannen af te zien die de luchtkwaliteit verslechteren. Ondertussen werd er aan een verzoek gewerkt aan de EU om uitstel (“derogatie”). Op de raadsvergaderingen van 3 en 31 oktober 2013, waarbij het pakket aanvullende maatregelen werd vastgesteld, beweerde wethouder Lintmeijer (GroenLinks) nog met stelligheid dat in 2015 alsnog aan de NO2-norm zou worden voldaan. Twee maanden later blijkt dat het college heel goed weet en wist dat dat nog steeds niet het geval zal zijn.
Dat in 2015 langs drukke stads- en snelwegen nog steeds niet aan de in 1999 vastgestelde NO2-norm wordt voldaan is natuurlijk te gek om los te lopen. Vooral als je bedenkt dat de achtergrondconcentratie sinds 1999 met ca. 20% is afgenomen (1), de uitlaatgassen van auto’s minder dan de helft NOx bevatten dan in 1999 (2) en de meet- rekenvoorschriften versoepeld zijn (3). Dat kan alleen maar betekenen dat het autoverkeer, met name in de stad zelf en in en uit de stad, zo sterk is toegenomen dat daardoor het effect van het schoner worden van automotoren meer dan volledig teniet is gedaan. Maar dat betekent ook dat het college (net als het vorige college) kennelijk niets heeft gedaan om de groei van het autoverkeer te beheersen.
In het collegeprogram 2010-2014 stond dat het college de groei van het autoverkeer zou halveren. In plaats daarvan zal het autoverkeer van en naar het stationsgebied tussen 2010 en 2020 min of meer verdubbelen. Dat staat in het MIRT-rapport “Regio in beweging” (2012), dat door de gemeente samen met de provincie en het ministerie van Infrastructuur en Milieu is opgesteld. Volgens dat rapport is er sprake van een “extreme” ontwikkeling van het autoverkeer. Naar aanleiding van een recent WOB-verzoek liet de gemeente weten geen concrete maatregelen te hebben voorbereid om die extreme ontwikkeling te voorkomen.
De extreme groei van het autoverkeer in Utrecht is niet iets wat de gemeente bij verrassing overkomen is, het college en de gemeenteraad hebben daar keer op keer voor gekozen. In het begin van de vorige collegeperiode werd het structuurplan stationsgebied vastgesteld, dat voorzag in een enorme toevoeging van winkels, kantoren, cultuur, leisure en vooral van parkeerplaatsen. Op basis van de in het structuurplan genoemde parkeernormen zou er sprake zijn van een toevoeging van 6400 parkeerplaatsen vlakbij het station (waar je ook best met de trein en de streekbus kan komen!).
In de nota “Utrecht: Aantrekkelijk en Bereikbaar” (2012) hebben het college en de gemeenteraad opnieuw gekozen voor het behoud (zelfs verbetering) van de autobereikbaarheid van de binnenstad en het stationsgebied. Met andere woorden: dit college heeft helemaal niet de bedoeling gehad de groei van het autoverkeer te halveren. De afspraken die met de Jaarbeurs en Hoog Catharijne zijn gemaakt in 2006 om hun autobereikbaarheid te garanderen blijken nog steeds uitgangspunt van het beleid. Het uitgangspunt is in het algemeen de autobereikbaarheid van economische kerngebieden in Utrecht te behouden.
Terwijl het college en de gemeenteraad keer op keer plannen vaststellen (zoals het structuurplan stationsgebied in december 2006, gevolgd door uitvoeringsplannen daarna) waardoor het autoverkeer juist “extreem” blijft toenemen, wordt het publiek wijsgemaakt dat het steeds beter gaat met de luchtkwaliteit. Uit rapporten die door de afdeling Milieu gemaakt worden om ruimtelijke plannen te onderbouwen blijkt keer op keer dat die plannen de luchtkwaliteit niet verslechteren. Een onophoudelijk stroom van jaarrapportages en monitoringsrapportages moet ons ervan overtuigen dat het college er alles aan doet om tijdig aan de EU-normen te voldoen en dat de lucht steeds schoner wordt. Ondanks de realisering van alle gemeentelijke ruimtelijke ambities!
Wie de moeite neemt om de actieplannen luchtkwaliteit van de gemeente Utrecht (ALU 2006, ALU 2008 en de opvolgers) kritisch te lezen, kan slechts tot de conclusie komen dat het in feite autobereikbaarheidsplannen zijn, waarin veel extra asfalt onder het mom van betere luchtkwaliteit aan de man wordt gebracht. Geld dat bestemd is voor verbetering van luchtkwaliteit wordt ingezet voor de aanleg van meer asfalt en ongelijkvloerse kruisingen. Een groeiend aantal dure ambtenaren die bij het luchtkwaliteitsbeleid betrokken is, wordt dus in feite ingezet en gefinancierd om meer auto infra-structuur mogelijk te maken en de luchtkwaliteit juist te verslechteren.(*)
Tot april 2009 was het nog mogelijk beroep in te stellen tegen ruimtelijke- en infraplannen als die de luchtkwaliteit dreigden verder te verslechteren. Door de invoering van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) kon dat niet meer. De gemeente hoeft sindsdien een plan maar voor het NSL aan te melden en de negatieve gevolgen ervan voor de luchtkwaliteit worden geacht voldoende door NSL-maatregelen te worden gecompenseerd. In de periode 2005 – april 2009 verloor de gemeente een tiental procedures bij de bestuursrechter omdat burgers en actiegroepen aannemelijk konden maken dat de luchtkwalititeitsberekeningen bij die plannen niet correct waren uitgevoerd.
In 2009 toonde de SP aan de hand van metingen aan dat de lucht in Utrecht door de gemeente werd schoon gerekend (“Stop het schoonrekenen”). In de gemeenteraad gingen stemmen op voor een door de gemeenteraad zelf in te stellen onderzoek. Dat wist het college te verijdelen met het voorstel KEMA een externe audit te laten doen. Het KEMA rapport was ondanks allerlei opgelegde beperkingen aan de onderzoekers zeer kritisch. (zie bijlage
kema.pdf). Wethouder Lintmeijer (GroenLinks) schreef op 1 februari 2011 echter aan de commissie Stad & Ruimte dat volgens KEMA “De invoergegevens worden bij de uitvoering van een luchtkwaliteitsonderzoek op juiste wijze verwerkt in het model”. Twee maanden eerder (1 december 2010) schreef Lintmeijer dat de invoergegevens “op gedegen wijze” tot stand kwamen. De gemeenteraad liet het er bij zitten.
Een beetje gemeenteraad zou zich afvragen: Hoe komt het dat de gemeente zelfs in 2015 (dus na ruim vijftien jaar luchtkwaliteitsbeleid!) nog steeds niet aan de EU-normen voldoet, terwijl de emissie per auto en de achtergrondconcentraties sinds 1999 zoveel lager zijn geworden en de meet- en rekenvoorschriften versoepeld zijn? Hoe komt het dat het college eerst (2006/2007) met stelligheid beweert dat in 2010 aan de EU-normen zal worden voldoen, vervolgens dat in 2015 alsnog aan de EU-normen zal worden voldaan en dat kort daarna blijkt dat dat toch niet het geval is? Hoe komt het dat de gemeente, toen er nog beroep kon worden ingesteld, zoveel procedures verloor over de luchtkwaliteit? En hoe komt het dat er zo’n groot verschil is tussen meetresultaten- en rekenresultaten?
Helaas, de Utrechtse gemeenteraad (althans de coalitiepartijen) stelt dat soort kritische vragen niet en waarschijnlijk komt het uiteindelijk daardoor dat de lucht langs drukke wegen in Utrecht sinds 1999 niet verbeterd is en dat er dus nog steeds elk jaar vele Utrechters vroegtijdig overlijden door luchtverontreiniging. (**) De SSLU (niet alleen de SSLU, maar ook andere groepen zoals de in februari 2012 opgerichte Adviesgroep Schone Lucht en Gezondheid en het Wijk C- komitee) hebben met grote regelmaat gewezen op de tekortkomingen in de berekeningen en het tekortschieten van maatregelen. Het heeft allemaal bitter weinig uitgehaald. Duidelijk is dat de gemeenteraad, althans de partijen die in de eerste plaats verantwoordelijk zijn voor dit college, liever hun kop in het zand steken dan hun eigen college kritisch te controleren. Partijpolitieke belangen, loyaliteit aan de partij, bangigheid en ambitie prevaleren boven schone lucht en gezondheid voor Utrechters die langs drukke wegen wonen.
De ervaring van de SSLU sinds haar oprichting (maart 2005) is dat kritische en bezorgde mailtjes aan de gemeenteraad over luchtkwaliteit en -berekeningen niet beantwoord worden door raadsleden van coalitiepartijen. Burgers en actiegroepen die beroep instelden bij de rechtbank of de Raad van State vanwege luchtverontreiniging werden al vrij snel door een meerderheid van de gemeenteraad (coalitiepartijen) als dwarsliggers beschouwd die de ruimtelijke ontwikkeling tegenhouden. Kritische publicaties (‘De sjoemelende overheid’ uit 2007, zwartboek “Gebakken Lucht” uit 2012, klaagschrift over niet-vervolging gemeente Utrecht uit 2013) werden doodgezwegen. Ook op uitnodigingen om in debat te gaan werd althans door GroenLinks en de PvdA consequent niet gereageerd. Met instemming van de raad (ook de huidige raad) werden door het college zelfs juridische acties voorbereid en ingesteld tegen lastige en hardnekkige kritiek en nog wel zónder die kritiek inhoudelijk te beoordelen.
Wat betekent dit treurige relaas voor de komende raadsverkiezingen? De partijen die samen de coalitie hebben gevormd (PvdA, GroenLinks, D66) zullen opnieuw vrome verhalen ophangen over luchtkwaliteit en gezondheid. Ze zullen opnieuw betogen dat ze de groei van het autoverkeer zullen halveren en dat de EU-norm als een wettelijke maximum moet worden beschouwd waar zij echter ver onder willen blijven. Dat beweerden ze in 2010 ook. Ook in 2006 beloofden de PvdA en GroenLinks dat zij zich zouden inzetten voor schone lucht. Vervolgens stemde GroenLinks voor de fly-over 24 OP en gingen PvdA en GroenLinks akkoord met het structuurplan stationsgebied. Ondanks al die mooie beloften in 2006 en 2010 zal in 2015 de EU-norm nog steeds niet worden gehaald, werd de fijnstofnorm nog in 2012 (***) overschreden en gaan er nog steeds elk jaar 300 Utrechters vroegtijdig dood door luchtverontreiniging.
In de aanloop van de komende raadsverkiezingen kunnen wij het maar beter niet meer hebben over de beloftes die in verkiezingsprogramma’s staan. We kunnen het beter hebben over wat politieke partijen en hun raadsleden in de afgelopen 4 jaar hebben gedaan. Of zij zich echt voor onze gezondheid en veiligheid hebben ingezet, of zij werk hebben gemaakt van onze zorgen en kritiek en of zij bereid waren naar ons te luisteren. Het zal duidelijk zijn dat de SSLU zeer negatief oordeelt over de partijen die de afgelopen 4 jaar het college hebben gevormd en met name over de partijen die daarvoor ook het college hebben gevormd, die er nota bene prat opgaan sociaal en groen te zijn en voor het milieu op te komen. Ze beloofden ons het autoverkeer en de luchtverontreiniging terug te zullen dringen. Wat ze uiteindelijk gedaan hebben (en wat ze niet gedaan hebben), daar zouden zich echter diep voor moeten schamen.
Voor de SSLU zal 2014 een extra strijdbaar jaar worden. Wij hopen dat dat ook voor u het geval zal zijn. Mocht u sympathisant of lid zijn van de PvdA, GroenLinks of D66, bedenk dan dat juist dat een reden is om kritisch te zijn en dat loyaliteit met een politieke partij geen reden mag zijn om het breken van verkiezingsbeloften en onverschilligheid met een mantel van loyaliteit te bedekken. De SSLU zal in elk geval campagne voeren om de coalitiepartijen PvdA, GroenLinks en D66 af te rekenen op de aanzienlijke gezondheidsschade die zij en hun college hebben aangericht.
(*) Doordat de stad voortdurend en langdurend op de schop wordt genomen is de autobereikbaarheid de laatste jaren alleen maar verslechterd. Terwijl er niets wordt gedaan om het woon-werkverkeer en het bezoekersverkeer uit de regio aan de rand van de stad te ontmoedigen (waardoor het volume autoverkeer in de stad blijft toenemen), zorgen ingrijpende reconstructies ervoor dat het autoverkeer op veel plaatsen vastloopt, grote vertraging ondervindt en daardoor nog meer fijnstof in de lucht brengt.
(**) Volgens een brief van de GG&GD Utrecht van 4 april 2008 zouden er, uitgaande van berekeningen van het RIVM voor het hele land (2005), elk jaar 315 Utrechters vroegtijdig overlijden door luchtverontreiniging. Deze brief is door de SSLU al vele malen onder de aandacht van wethouder en raadsleden gebracht. De onverschilligheid van de collegepartijen (en die van het vorige college) blijkt onder andere daaruit, dat nog nooit onderzoek heeft plaatsgevonden naar de gezondheidsschade en het vroegtijdig overlijden door luchtverontreiniging langs de drukste wegen in Utrecht. Het lijkt wel alsof de collegepartijen dat liever niet weten willen. Wethouder gezondheid is Everhardt (D66).
(***) Aanvankelijk moest in 2005 aan de fijnstofnorm worden voldoen. Dat weerhield het college en de gemeenteraad er niet van om in december 2006 het structuurplan stationsgebied vast te stellen, wetende dat daardoor de fijnstofnorm nog jaren fors zou worden overschreden. Ook voor het voldoen aan de fijnstofnorm werd uitstel (“derogatie”) aan de EU gevraagd en verkregen. Tot juni 2011. Volgens de monitoringsrapportage 2013 van het RIVM werd de fijnstofnorm in 2012 op meerdere plaatsen overschreden.