Het bericht op onze site van 1 februari 2014 dat het college nog steeds niet had gereageerd op de brandbrief van de Adviesgroep Schone lucht heeft zijn uitwerking niet gemist. Prompt werd er een ambtenaar aan het werk gezet en twee dagen later werd het antwoord Lintmeijer en Everhardt per mail aan de Adviesgroep verzonden. De brief bevat zo weinig nieuws dat het onbegrijpelijk is waarom die niet daags na ontvangst van de brandbrief van 21 oktober 2013 per kerende post beantwoord kon worden.
De brandbrief werd geschreven nadat het broodmagere en nog eens verder (door de D66-motie over de milieuzone) uitgeklede Uitvoeringsprogramma Gezonde Lucht voor Utrecht (2013-2015) op 3 oktober door de gemeenteraad was vastgesteld. Uit de brandbrief blijkt de teleurstelling van de Adviesgroep en het ongeloof dat het Uitvoeringsprogramma voldoende zou zijn om op 1 januari 2015 aan de EU-normen te voldaan, laat staan om de ambitie van dit college waar te maken ruimschoots onder die EU-norm te blijven (“De wettelijke EU-normen zijn voor ons een minimumnorm”).
Het antwoord van Lintmeijer en Everhardt wijst op wat het college allemaal in gang heeft gezet. Maar dat was de vraag niet. De Adviesgroep vroeg : “wat gaat u op korte termijn nog meer doen om onze burgers tegen de gevaren van luchtverontreiniging te beschermen?” Naar het oordeel van de Adviesgroep was wat het college in gang had gezet kennelijk volstrekt onvoldoende. Uit het antwoord van Lintmeijer en Everhardt blijkt dat het college niet van plan is om op korte termijn meer te doen dan waartoe op 3 oktober 2013 werd besloten door het vaststellen van het magere Uitvoeringsplan. Het college had dus met een heel kort antwoord kunnen volstaan: “niets”.
Over het effect van de milieuzone voor personenwagens (waardoor dankzij het amendement van D66, alleen diesels van Euroklasse 2 en lager geweerd worden) schrijven Lintmeijer en Everhardt dat die een reductie tot gevolg heeft van 30% van de uitstoot van elementair koolstof. Omdat het college dat al eerder heeft beweerd deden wij op 18 november 2013 een Wob-verzoek naar de onderbouwing (17 januari 2014 in gebreke gesteld). Tot op heden heeft de gemeente die niet kunnen laten zien. Die is er dus niet. Die bewering hoort dus thuis in de fabeltjeskrant. De smerigste auto’s verdwijnen naar buitenland door het schrappen van de fiscale vrijstelling voor auto’s ouder dan 25 jaar. Het effect daarvan valt niet toe te rekenen aan de milieuzone.
“Recent onderzoek van de Universiteit Utrecht suggereert bovendien dat de respiratoire gezondheid van deze groep al op korte termijn (binnen een jaar nadat maatregelen zijn ingegaan) licht zal verbeteren”, aldus het antwoord. Dat zal wel, maar daar ging het niet over. De vraag was welke concrete maatregelen het college nog meer gaat nemen om in 2015 aan de EU-normen te voldoen, zelfs lager uit te komen dan die EU-normen. Overigens geeft het antwoord verder geen bijzonderheden over dat onderzoek, zodat niet duidelijk is op welk onderzoek wordt gedoeld.
Op de concrete vraag naar maatregelen om het binnenkomend verkeer te doseren verwijst het antwoord slechts naar de in 2012 vastgesteld nota Utrecht: Aantrekkelijk en Bereikbaar. Daarin staan echter geen concrete plannen om op de belangrijkste invalswegen te doseren. In die nota staat wel dat de binnenstad en het stationsgebied optimaal voor de auto bereikbaar moeten blijven. Kortom, het college moet er eerlijk voor uitkomen dat het helemaal niet van plan is om het binnenkomend verkeer te doseren, zeker niet voor 1 januari 2015 (als aan de EU-normen moeten zijn voldaan).
Over de P&R voorzieningen geeft het college hoog op: de geplande tramverbinding vanaf P&R Uithof zou er, samen met de P&R voorzieningen Westraven en Leidsche Rijn voor zorgen dat automobilisten hun auto aan de rand van de stad laten staan en verder gaan met het OV. In de eerste plaats is P&R Uithof pas (als er verder geen vertraging is) in 2018 met de tram bereikbaar. In de tweede plaats blijkt uit de P&R voorziening Westraven dat het helemaal niets uitmaakt dat er een tramverbinding is naar het centrum van de stad: de P&R voorziening wordt voornamelijk gebruikt door bedrijven die vlakbij P&R Westraven liggen.Van de 825 pp worden er gemiddeld 360 gebruikt. (Stallen en Parkeren, p. 33). De gemeente heeft niet voor niets besloten om voorlopig af te zien van drie P&R-voorzieningen (Nota Stallen en Parkeren, 33,34).
“Met het verminderen van parkeerplekken in de binnenstad net naast het stationsgebied is een begin gemaakt”. In 2012 was de gemeente nog van plan om wel 50 van de 2300 parkeerplaatsen in de binnenstad op te heffen. In de Nota Stallen en Parkeren van februari 2013 staat nog maar dat er onderzocht wordt hoeveel parkeerplaatsen er opgeheven kunnen worden. Als belangrijkste argument om dat niet te doen wordt overigens genoemd dat het opheffen van één parkeerplaats de gemeente 30.000 euro kost (mislopen van parkeergeld). Met andere woorden overwegingen van gezondheid en zelfs van autobereikbaarheid spelen helemaal geen rol.
De belangrijkste reden waarom P&R voorzieningen niet lopen is dat er ruim voldoende parkeergelegenheid is in het centrumgebied. Anders dan Lintmeijer en Everhardt beweren neemt het aantal juist fors toe: 2500 extra bij de Vredenburggarage. Zolang automobilisten nog met de auto in het centrum terecht kunnen (waarbij hoge parkeertarief kennelijk geen rol spelen) laten ze de P&R voorzieningen links liggen. Volgens het Actieplan Luchtkwaliteit Utrecht 2008 zouden er 400.000 auto’s elke dag de stad in en uitgaan. In het ALU 2009 werd dat bijgesteld naar 300.000. Nog steeds een gigantische stroom autoverkeer. Maar Lintmeijer wil niet doseren, de binnenstad en het stationsgebied wil hij optimaal voor de auto bereikbaar houden (Utrecht: Aatrekkelijk en Bereikbaar, 2012) en het aantal parkeerplaatsen in het centrum wordt voortdurend uitgebreid.
Wat hebben Lintmeijer en Everhardt nog meer te melden: 100 oplaadpalen en 70 e-scooters. Volgens de nota “Regio in beweging” (2012,p.18 zie onderstaande grafiek) verdubbelt het autoverkeer op de wegen van en naar het stationsgebied tussen 2010 en 2020. De nota spreekt van een “extreme” ontwikkeling in een gebied dat toch al over belast is. Concrete maatregelen om die “extreme” ontwikkeling te keren worden in het antwoord van Lintmeijer en Everhardt niet genoemd. Dit college heeft de belofte dat op 1 januari 2015 aan de EU-norm zou worden voldaan en meer dan dat, niet waargemaakt. De lucht in Utrecht blijft onverminderd slecht, met dank aan het college van GroenLinks, PvdA en D66.